wolk niet weten
Start Omhoog wolk1

 

 

 

Start
Omhoog
wolk1Erectiele disfunctie

De wolk van niet-weten

DE WOLK VAN NIET WETEN

Hier begint het boek over beschouwing, getiteld:

Wolk van niet-weten,

In welke wolk de ziel wordt verenigd met God.

 

 

 

 

 

 

 

 

inhoudsopgave: overzicht hele boek

voor de teksten klik op de delen

proloog

deel I hfst. 1-25 

deel II hfst 26-50

deel III hfst. 51-75

God,

voor wie alle harten open liggen, tot wie iedere wil zich wendt,

en voor wie geen geheim verborgen is,

ik smeek U : zuiver zó het verlangen van mijn hart

door de onuitsprekelijke gave van uw genade,

dat ik volmaakt U beminnen en waardig U lof toezingen mag.

 Amen.

Proloog

IN DE NAAM VAN DE VADER EN DE ZOON EN DE HEILIGE GEEST

Jij die dit boek nu in bezit hebt, of het nu je eigendom is of dat je het alleen maar in bewaring hebt, of je het ergens heen brengt, of dat je het hebt geleend, wie je bent, om één ding vraag ik je dringend en dat geef ik je ook als opdracht. Je moet eerlijk en vastbesloten beloven het niet te lezen, het niet over te schrijven of er met iemand over te spreken, en niet toe te laten dat iemand anders het leest, het overschrijft of erover spreekt, tenzij diegene die volgens jouw oordeel werkelijk met heel zijn persoon besloten is Christus volmaakt te volgen. En dat niet alleen in het werkende leven, maar tot de hoogste top van het beschouwende leven, die een volmaakt mens met zijn sterfelijk lichaam door Gods genade bereiken kan. Jij moet van oordeel zijn dat hij iemand is die al geruime tijd al wat hij 'maar kan gedaan heeft om tot het beschouwende leven te geraken door de stuwkracht van zijn actieve leven. Anders zal dit boek hem niets te zeggen hebben.

Bovendien geef ik je als opdracht en vraag ik je met het gezag van de liefde: als iemand dit boek leest, het overschrijft, of erover spreekt, of het hoort voorlezen of spreken, draag jij hem dan op, zoals ik het jou nu doe. Om ruim de tijd te nemen voor de lezing, het gesprek of het overschrijven. Want wellicht is er iets, in het begin bijvoorbeeld of middenin, dat in de lucht is blijven hangen of dat op die speciale plaats niet volledig is verklaard. Wel als het dáár niet is behandeld, dan is het dat misschien wel spoedig daarna of aan het einde van het boek. Maar als iemand de stof slechts ten dele las, zou hij gemakkelijk op een dwaalspoor kunnen raken. Om deze fout zowel voor jezelf als voor anderen te vermijden bid ik je, omwille van de liefde: doe wat ik je nu zeg.

Het kan mij helemaal niet schelen wanneer schreeuwers of vleiers, of quasie-nederigen, of muggenzifters, kletsmeiers, zeurpieten, kwaadsprekers of wat voor soort brompotten ook, dit boek nooit onder ogen zouden krijgen. Het was helemaal mijn bedoeling niet iets voor hen te schrijven. Zij kunnen er dus van afblijven. En  dat geldt ook voor al die geleerde mannen (en eveneens de niet-geleerden) die  enkel maar nieuwsgierig zijn. Zelfs al zijn zij, vanuit het standpunt van het 'actieve' leven bezien, goede lieden, dan zal dit alles voor hen toch niets te betekenen hebben. Maar wel zal het iets betekenen voor hen die uiterlijk staan in het actieve leven, maar die toch door de innerlijke werking van de heilige Geest (zijn oordelen zijn ondoorgrondelijk) gevoelig zijn voor de beschouwing. Niet voortdurend misschien, zoals de echte schouwers, maar zo nu en dan vol verlangen om deel te krijgen aan de diepere dingen van de beschouwing. Als zulke mensen dit boek zien, zouden zij, met Gods genade, er intens door geďnspireerd kunnen worden.

Er zijn vijfenzeventig hoofdstukken in dit boek. Het allerlaatste geeft onmiskenbare tekenen aan de hand waarvan je met zekerheid kunt vaststellen of God jou tot dit werk van schouwing roept of niet.

Mijn vriend in God, heel dringend vraag ik je: zie met de grootste aandacht toe op de weg en de beleving van je roeping. En breng God van ganser harte dank: dat je met behulp van zijn genade onversaagd de staat en de plaats en de levenswijze die je met volle overgave hebt aanvaard, beleven mag, tegen al de listen en aanvallen van je vijanden naar lichaam en geest in; en dat je door alle moeilijkheden heen de kroon mag verwerven van het eeuwig leven. AMEN

Overzicht van de hoofdstukken : voor de teksten klik op de delen

deel I hfst. 1-25

01 Over de vier stadia van het christelijk leven, en over de roeping van hem voor wie dit boek geschreven werd.

02 Een dringende aansporing om in nederigheid het door dit boek beoogde werk aan te vatten.

03 Hoe het door dit boek beoogde werk gedaan moet worden, en dat het meer waard is dan alle andere werk.

04 Over de kortheid van dit werk, en dat het niet verworven kan worden door het ongestadig zoekende verstand, noch door de verbeelding.

05 Dat ten tijde van dit werk al de schepselen die ooit hebben bestaan, die nu bestaan, of ooit zullen bestaan, en al de werken van die schepselen, verborgen moeten worden onder de wolk van vergeten.

06 Een kort overzicht van het door dit boek beoogde werk, aan de hand van een vraag.

07 Hoe men zich bij dit werk te gedragen heeft ten opzichte van alle gedachten, en in het bijzonder ten opzichte van al die gedachten die opkomen uit de eigen ongestadigheid en uit het natuurlijk verstand.

08 Over twijfels die bij dit werk kunnen opkomen, behandeld aan de hand van een vraag: de vernietiging van 's mensen ongestadigheid en van zijn natuurlijk verstand; het onderscheid van de stadia en van de delen van het actieve en contemplatieve leven.

09 Dat ten tijde van dit werk de gedachte aan het heiligste schepsel dat God ooit maakte meer hindert dan van voordeel is.

10 Hoe men kan weten of zijn gedachten zondig zijn of niet; en of het dan, zo zij zondig zijn, een doodzonde of een dagelijkse zonde is.

11 Dat men iedere gedachte en elke opwelling moet afwegen naar wat het is, en dat men niet zorgeloos mag zijn met betrekking tot de dagelijkse zonde.

12 Door de kracht van dit werk wordt niet alleen de zonde vernietigd, maar ook verwerft men er deugden door .

13 Wat nederigheid eigenlijk is; wanneer deze volmaakt en wanneer ze onvolmaakt is.

14 Dat zonder voorafgaande onvolmaakte nederigheid het voor een zondaar niet mogelijk is in dit leven te geraken tot de volmaakte deugd van nederigheid.

15 Een kleine weerlegging van de dwaling van hen die zeggen dat er geen volmaaktere reden is om nederig te zijn dan de gedachte aan de eigen ellende.

16 Dat door de kracht van dit werk een zondaar die zich werkelijk bekeert en die geroepen is tot de beschouwing, sneller tot de volmaaktheid komt dan door een ander werk; en dat hij zo het snelst van God vergeving van zonden zal verkrijgen.

17 Dat de ware contemplatief zich niet bemoeit met het actieve leven, noch met wat met betrekking tot hemzelf gedaan en gezegd wordt; en ook antwoordt hij niet tot zijn eigen verontschuldiging hen die hem laken.

18 Hoe tot op de~e dag de actieven zich over de contemplatieven beklagen, zoals Marta deed over Maria; dat van dit beklag onwetendheid de oorzaak is.

19 Een klein excuus van schrijver dezes voor het feit dat hij leert dat de contemplatieven het de actieven vol. strekt niet kwalijk moeten nemen dat zij hen met woorden en daden aanklagen.

20 Hoe de almachtige God geestelijk zal antwoorden in de plaats van al diegenen die, om niet te hoeven ophouden Hem lief te hebben, zichzelf niet verontschuldigen.

21 De juiste uitleg van het evangeliewoord: Maria heeft het beste deel gekozen.

22 Over de wonderlijke liefde die Christus had voor Maria, die het symbool is van alle zondaars die zich werkelijk bekeerd hebben en die geroepen zijn tot de genade der beschouwing.

23 Hoe God geestelijk zal antwoorden en zorgen voor hen die wegens hun liefde voor Hem verhinderd zijn om voor zichzelf te antwoorden of te zorgen.

24 Wat liefde eigenlijk is, en hoe deze op subtiele wijze volmaakt vervat ligt in het door dit boek beoogde werk.

25 Dat iemand die volmaakt is, ten tijde van dit werk voor niemand enige voorkeur heeft.

 

deel II hfst 26-50

26 Dat zonder een speciale en grote genade, of zonder lang met de gewone genade geleefd te hebben, het door dit boek beoogde werk echt zwaar is; en wat hierin het werk van de mens is, geholpen door Gods genade, en wat het werk van God.

27 Wie zich zou moeten wijden aan het door dit boek beoogde werk van genade.

28 Dat niemand het mag wagen om zich aan dit werk te wijden voordat hij zich naar recht en geweten gezuiverd heeft van al zijn zonden.

29 Dat men zich geduldig op dit werk moet toeleggen, de lasten daarvan moet dragen, en niemand mag oordelen

30 Wie andermans fouten mag laken en veroordelen

31 Hoe iemand die met dit werk begint zich moet gedragen ten aanzien van al zijn gedachten en zondige neigingen.

32 Over twee listen die van nut kunnen zijn voor iemand die met het door dit boek beoogde werk begint.

33 Dat iemand door dit werk gezuiverd wordt van de zonden die hij begaan heeft en van de zondestraf; en hoe er desondanks geen volmaakte rust is in dit leven.

34 Dat God deze genade vrij en zonder enige tussenkomst geeft, en dat zij niet verdiend kan worden.

35 Over de drie middelen waaraan de beginneling in de beschouwing zich moet wijden: lezen, overdenken en bidden.

36 Over de overweging van degenen die zich gestaag toeleggen op het door dit boek beoogde werk.

37 Over de bijzondere gebeden van hen die zich gestaag toeleggen op het door dit boek beoogde werk.

38 Hoe en waarom het korte gebed tot in de hemel doordringt.

39 Hoe een volmaakt contemplatief moet bidden, wat gebed eigenlijk is, en welke woorden het meest overeenkomen met de aard van het gebed voor het geval dat me

met woorden bidt.

40 Dat iemand ten tijde van dit werk geen speciale aandacht schenkt aan een van zijn ondeugden, noch aan een van zijn deugden.

41 Dat men bij alles wat men doet maat moet houden, behalve bij het werk van de beschouwing.

42 Dat mm enkel en alleen door mateloosheid in dit werk de maat zal kunnen houden in al het andere.

43 Dat men alle kennis en ervaring omtrent zichzelf moet verliezen, indien men de volmaaktheid van dit werk tijdens het leven werkelijk wil ondervinden.

44 Wat iemand zelf moet doen om ook alle kennis en ervaring omtrent zichzelf te vernietigen.

45 Een goede uiteenzetting over enkele vormen van misleiding die zich bij dit werk kunnen voordoen.

46 Een goede uiteenzetting hoe men deze misleiding zal ontvluchten, en hoe men meer moet werken met het elan van de geest dan met de onstuimigheid van het lichaam.

47 Een fijnzinnige uiteenzetting over de zuiverheid van geest, waarin wordt getoond hoe iemand zijn verlangen op een andere manier aan God moet tonen dan aan de mensen.

48 Hoe God door de mensen met lichaam en ziel gediend wil worden en hen in beide beloont; en hoe men zal kunnen weten of al die stemmen en zoetheid welke men ten tijde van het gebed lichamelijk ervaart goed zijn of slecht.

49 Dat de volmaaktheid in wezen niets anders is dan een goede wil; en hoe alle stemmen en troost en zoetheid die je in dit leven ten deel kunnen vallen maar bijkomstig zijn.

 

deel III hfst. 51-75

50 Wat zuivere liefde is; en hoe bij sommigen zekere gevoelige troost slechts zelden voorkomt, en bij anderen vaak.

51 Dat men er goed op moet letten iets niet lichamelijk op te vatten dat geestelijk is bedoeld; in het bijzonder geldt dit voor de woorden 'in' en 'op'.

52 Hoe aanmatigende jonge leerlingen het woord 'in' misverstaan; en over de vormen van misleiding die daarvan het gevolg zijn.

53 Over allerlei onbetamelijke gedragingen welke voorkomen bij degenen die het door dit boek beoogde werk niet beoefenen.

54 Hoe men uit kracht van dit werk heel wijs en heel ordentelijk wordt, zowel naar ziel als naar lichaam.

55 Hoe zij die in hun vurigheid van geest zonder onderscheidingsvermogen de zonde veroordelen, misleid worden.

56 Hoe diegenen misleid worden die meer steunen op het ongestadig zoekende natuurlijk verstand en op geleerdheid die men bij mensen opdoet, dan op de gewone leer en de raad van de heilige kerk.

57 Hoe aanmatigende jonge leerlingen dat andere woord -'op' -misverstaan; en over de vormen van misleiding die daarvan het gevolg zijn.

58 Dat men sint Martinus en sint Stefanus niet als voorbeeld kan laten gelden om zijn verbeelding tijdens het gebed lichamelijk opwaarts te richten.

59 Dat men de lichamelijke hemelvaart van Christus niet als voorbeeld kan laten gelden om zijn verbeelding tijdens het gebed lichamelijk opwaarts te richten; en dat men tijd, plaats en lichamelijkheid, deze drie, bij alle geestelijke werkzaamheid moet vergeten.

60 Dat de voornaamste en kortste weg naar de hemel wordt afgelegd door het verlangen, en niet met de voeten.

61 Dat volgens de orde van de natuur al het materiële onderworpen is aan en bestuurd wordt door het geestelijke, en niet andersom.

62 Hoe iemand kan weten of zijn geestelijk werk onder hem is of buiten hem, en wanneer het op gelijk niveau met hem is of binnen in hem, en wanneer het boven hem is, zij het onder God.

63 Over de vermogens van de ziel in het algemeen, en hoe de geest het voornaamste vermogen is, dat al de andere vermogens en waarmee deze werken in zich bevat.

64 Over de twee andere voorname vermogens, het verstand en de wil; en hoe deze werken, voor en na de zondeval.

65 Over het eerste minder voorname vermogen, de verbeelding; en hoe deze werkt en aan het verstand gehoorzaamt, voor en na de zondeval.

66 Over het tweede minder voorname vermogen, het gevoel; en hoe dit werkt en aan de wil gehoorzaamt, voor en na de zondeval.

67 Dat hij die de vermogens van de ziel en hun werking niet kent, gemakkelijk misleid kan worden bij het begrijpen van geestelijke woorden en werken; en hoe men door de genade tot 'een god' gemaakt wordt.

68 Lichamelijk nergens is geestelijk overal; en hoe onze uiterlijke mens het door dit boek beoogde werk niets noemt.

69 Hoe 's mensen uiterlijk wonderlijk verandert bij de geestelijke ervaring van dit 'nergens' gewrochte 'niets'.

70 Dat wij, zoals wij het snelst geestelijke dingen begrijpen wanneer onze lichamelijke kennis faalt, ook het snelst komen tot de kennis van God wanneer onze geestelijke kennis faalt, voor zover dat door de genade mogelijk is.

71 Dat sommigen de volkomenheid van dit werk slechts kunnen ervaren in extase, en anderen haar bezitten wanneer zij willen, gewoon zoals zij zijn.

72 Dat iemand die zich op dit werk toelegt een ander contemplatief niet mag beoordelen, afgaande op zijn eigen ervaring.

73 Hoe wij volgens de gelijkenis van Mozes, Besaleël en Aäron in hun zorg voor de verbondsark op drie wijzen delen in de genade der beschouwing; want de ark is een beeld van deze genade.

74 Dat men uit dit boek nooit mag voorlezen noch erover spreken, en dat men er ook een ander nooit uit mag horen voorlezen of erover spreken, tenzij men ook werkelijk bereid is dit werk ten uitvoer te brengen. De opdracht welke in de proloog reeds werd gegeven, wordt hier nog eens herhaald.

75 Over enkele tekens waaruit men met zekerheid kan opmaken of men door God tot dit werk geroepen wordt. Het eerste hoofdstuk. Over de vier stadia van het christelijk leven, en over de roeping van hem voor wie dit boek geschreven werd.

proloog

deel I hfst. 1-25 

deel II hfst 26-50

deel III hfst. 51-75

 

 

 
 

canandanann 22-04-2003
startpagina canandanann:  alfabet * kabod * landscape * poetrysigns and semiotics * links Erectiele disfunctie canandanann: 
nieuw: www.mystiek.net 
mystic true: mystieke teksten  
gedichten: liturgie/rouw/religieus 
homepage Studentenkerk  
fotogalerie: landschappen, religieus, kunst
links voor alle pagina's
nieuw time: tijd en ruimte - gebouwen