Hugo v. St.Victor
Start Omhoog richard van saint victor

 

 

 

Start
Omhoog
richard van saint victorErectiele disfunctie

Hugo van St. Victor

"Zie eens, vraag ik je: is licht soms iets anders dan dag en is duisternis iets anders dan nacht? Zoals het lichamelijke oog dag en nacht kent, zo kent ook het oog van het hart dag en nacht. Zo zijn er drie dagen van het onzichtbare licht die de innerlijke weg van het geestelijk leven vormen. De eerste dag is de vrees, de tweede de waarheid, de derde de liefde. Elke dag heeft zijn eigen zon: de eerste de macht, de tweede de wijsheid en de derde de goedheid. De macht heeft betrekking op de Vader, de wijsheid op de Zoon en de goedheid op de Heilige Geest."

Hugo van St. Victor

 

Van het zichtbare naar het onzichtbare

Drie onzichtbaarheden hebben we genoemd: macht, wijsheid en goedheid. Laten we nagaan waar we bij de contemplatie het eerst inzicht in verwerven.

Naar mijn overtuiging wordt in de contemplatie als eerste dat aspect van het onzichtbare gevat dat door zijn zichtbare afbeelding het meest getrouw en duidelijk wordt weerspiegeld. De zichtbare dingen gelden immers als beelden van de onzichtbare. Zo is de onmetelijkheid der schepping het beeld van de onzichtbare macht, haar schoonheid het beeld van de onzichtbare wijsheid en haar doelmatigheid het beeld van de onzichtbare goedheid. In het algemeen echter getuigt de schepping het duidelijkst van de Schepper waar zij het dichtst bij zijn gelijkenis komt. Dus wordt het onzichtbare Voorbeeld als eerste weergegeven door die zichtbare afbeelding die de goddelijke gelijkenis het meest volledig weergeeft en bewaart.

De onmetelijkheid der schepping houdt vooral verband met haar existentie, terwijl de schoonheid der schepping met name op haar vorm betrekking heeft. Existentie op zich beschouwd staat gelijk aan vormloosheid. Wat zonder vorm bestaat, lijkt op God omdat het existeert, maar verschilt van God omdat het vorm ontbeert. Het gevormde lijkt dus meer op God dan wat geen vorm heeft. Daaruit volgt dat de schoonheid der schepping, die verband houdt met haar vorm, een duidelijker beeld van God geeft dan de onmetelijkheid der schepping, die alleen op haar existentie betrekking heeft.

Verder heeft de schoonheid der schepping, als aspect van haar natuurlijke vorm, te maken met haar aard, terwijl de doelmatigheid der schepping bij haar functie hoort. Want deze doelmatigheid bestaat hierin dat de schepping als onderworpene de mens dient en gehoorzaamt. Wat echter met de aard van iets te maken heeft, is wezenlijker en duurzamer dan wat verband houdt met zijn functie. Want de aard van een ding is een natuurlijk gegeven, terwijl het zijn functie door toekenning krijgt. Daarom gaat bij bet verwerven van inzicht bet beeld dat door de schoonheid wordt vertegenwoordigd vooraf aan zowel de onmetelijkheid als de doelmatigheid. En de reden dat dit beeld als eerste inzicht verschaft, is dat het het Voorbeeld het duidelijkst weergeeft. Laten we dan de eerste schrede der contemplatie aan de band van dit beeld voltrekken. Zijn we eenmaal op deze juiste wijze aan onze zoektocht begonnen, dan kunnen we onder leiding van hem die we zoeken onze weg zonder obstakels voortzetten. Het is een schone zaak dat onze zoektocht naar de wijsheid met bet beeld van deze zelfde wijsheid begint. Want het is door zijn wijsheid dat zich de Vader heeft geopenbaard: Niet alleen toen hij zijn wijsheid de gestalte van een mens gaf, maar ook toen hij door zijn wijsheid de wereld schiep. De schoonheid der schepping, die we hebben gedefinieerd als het beeld van Gods wijsheid, kent vier aspecten: situatie, beweging, gedaante en kwaliteit. Van deze vier bekleedt de beweging zonder twijfel de hoogste plaats, omdat beweeglijke dingen dichter bij bet leven staan dan onbeweeglijke. Beweging is er in vier soorten: lokaal, vegetatief, animaal en rationeel. De vegetatieve beweging overtreft de lokale, omdat daarin niet slechts een beeld van het leven wordt gegeven, maar in zekere zin ook het leven zelf begint. De animale beweging op haar beurt overtreft de vegetatieve in dezelfde mate als het zintuiglijke leven bet onzintuiglijke overtreft. De rationele beweging tenslotte gaat dit alles te boven, omdat zij niet alleen door zintuiglijk leven bezield wordt, maar ook door de activiteit van de rede tot begrip in staat is. Er is niets in de schepping dat een beter beeld van God geeft. Want de onzichtbare wijsheid wordt het allerduidelijkst getoond door dat wat zelf wijsheid bezit.  

Het redelijk schepsel bewijst het bestaan van God

Het eerste en voornaamste beeld van de ongeschapen wijsheid is dus de geschapen wijsheid, dat wil zeggen, het redelijk schepsel. Omdat dit schepsel enerzijds zichtbaar is en anderzijds onzichtbaar , is het zowel tot poort als tot weg der contemplatie gemaakt. Voor zover het zichtbaar is, is het de poort; voor zover het onzichtbaar is, is het de weg. Het is de poort omdat het de beginnelingen in de contemplatie een ingang verschaft; het is de weg omdat het de gevorderden in de contemplatie tot het einddoel leidt. Het is de poort omdat het op een bepaalde manier het onzichtbare zichtbaar maakt; het is de weg omdat het hen die vanuit het zichtbare het onzichtbare binnengaan zover brengt dat ze de Schepper van het zichtbare en onzichtbare kunnen aanschouwen. Het gaat hier om iets dat de mens in zichzelf kan ontdekken. Want niemand die bij zijn volle verstand is kan ontkennen dat hij bestaat. Maar als de mens begint te onderzoeken wat zijn bestaan in feite inhoudt, zal hij beseffen dat het afwijkt van alles wat hij in zichzelf ziet of kan zien. Want ook al is ons redelijk vermogen om zo te zeggen in de materie gegoten en daarmee vermengd, toch onderscheidt dit vermogen zich door zijn eigen rationaliteit van het materiele en onderkent dat het daaraan vreemd is. Waarom zou de mens dan twijfelen of het onzichtbare bestaat, als hij inziet dat het waarlijk menselijke, waarvan bij het bestaan nooit betwijfelt, onzichtbaar is? Zo opent zich voor de mens de poort der contemplatie wanneer hij, geleid door zijn eigen rede, tot zichzelf inkeert om zichzelf te leren kennen. Eenmaal op deze weg moet hij tot aan het einddoel voortgaan om vanuit de zelfbetrachting tot kennis van zijn Schepper te komen. Datgene in ons wat geen materiele essentie heeft, kan ook zijn bestaansgrond niet aan de materie ontlenen. Het voelt zich even ver afstaan van een materiele oorsprong als van de materie zelf. Toch weet het redelijk schepsel met grote zekerheid dat het een begin heeft gehad. Want met al zijn bestaansbegrip kan het zich niet herinneren altijd bestaan te hebben. Omdat begrip niet met onwetendheid samengaat en alleen maar begrijpend kan zijn, moeten we wel aannemen dat ons begrip, waarvan we inzien dat het niet altijd begrijpend is geweest, ook niet altijd bestaan heeft, maar eens een begin heeft gehad. Maar zoals gezegd kan iets met een geestelijke essentie geen materiele oorsprong hebben. Want alles wat uit de materie voortkomt, is noodzakelijkerwijs materieel. Als dus ons onzichtbare wezen een begin heeft gehad, is de enige conclusie dat dit wezen niet uit de materie is gemaakt, maar uit niets. Wat echter niets is, kan zichzelf geen bestaan geven. Daarom lijdt het geen twijfel dat alles wat een begin heeft gehad zijn bestaan van een ander heeft ontvangen. Maar wat niet vanuit zichzelf bestaat, kan ook geen bestaan aan iets anders geven. Dus wie het ook is die aan de dingen hun bestaan gaf, zijn eigen bestaan heeft hij in elk geval niet van een ander ontvangen. Dit wordt overigens duidelijk bewezen door het feit dat we geen begin in de dingen zouden vinden als we aannamen dat al het bestaande geschapen is . Zo leert onze natuur ons dat we een eeuwig Schepper hebben, aan wie het volkomen eigen is dat hij bestaat. Want als hij zijn bestaan van een ander had ontvangen, zou hij niet naar waarheid de eerste oorsprong der dingen heten. Als er namelijk ooit een tijd was geweest dat hij niet bestond, zou hij zijn begin niet van zichzelf hebben gekregen. En als hij zijn bestaan van een ander had ontvangen, zou men hem niet de eerste kunnen noemen. Dus a1s hij de Schepper is, heeft hij ook altijd bestaan. Verder is het voor iets dat vanuit zichzelf bestaat onmogelijk om niet te bestaan. Want voor iets dat vanuit zichzelf bestaat valt het zijn in absolute zin samen met wat het zelf is. Nu staat het vast dat geen enkele rea1iteit van zichzelf kan worden gescheiden of vervreemd. Dus moet iets waarvoor het absolute en individuele zijn samenvallen altijd bestaan, omdat niets van zichzelf kan worden vervreemd. Als er dus iets is waarvoor het absolute en individuele zijn samenvallen, en als dit zijn bestaan aan zichzelf en aan niets anders ontleent, volgt hier niet a1leen uit dat deze realiteit altijd bestaat, maar ook dat het bestaan daarvan, dat door niets anders is gegeven, evenmin door iets anders kan worden weggenomen. Zo komen we tot de dwingende conclusie dat degene die we als Schepper belijden begin noch einde heeft. Want wat a1tijd bestaan heeft kent geen begin, en wat nimmer vergaat kent geen einde. Dus is er niets eeuwig behalve de ene Schepper, terwijl deze Schepper niet anders dan eeuwig kan zijn.

Hugo van St. Victor

 
 

canandanann 22-04-2003
startpagina canandanann:  alfabet * kabod * landscape * poetrysigns and semiotics * links Erectiele disfunctie canandanann: 
nieuw: www.mystiek.net 
mystic true: mystieke teksten  
gedichten: liturgie/rouw/religieus 
homepage Studentenkerk  
fotogalerie: landschappen, religieus, kunst
links voor alle pagina's
nieuw time: tijd en ruimte - gebouwen